6. zeventiende eeuw
De opstand tegen de Spaanse overheerser was niet meer te beteugelen. De tijden werden guur toen in het eerste kwart van de zeventiende eeuw zowel Spaanse als Staatse troepen door Brabant trokken. In 1629 werd Den Bosch door de Staatse troepen ingenomen onder leiding van Frederik Hendrik, maar de Spaanse troepen bleven in de buurt. Vaak kwam het voor dat de ene dag Son en Breugel overlopen werd door de Staatse troepen die hier geld en goederen roofden en de bevolking bedreigden en dat de dag erna de Spaanse troepen hetzelfde nog eens dunnetjes overdeden.
De brug tussen Son en Breugel, die al in de 14e eeuw bestond, leed zwaar onder de vele zware militaire transporten. De tolheffing bracht bij lange na niet meer voldoende op om het veelvuldig noodzakelijke herstel te bekostigen.
Intussen werden de Staatse troepen steeds meer heer en meester in de Meierij en dus ook in Son en Breugel. In 1648 werd Brabant definitief opgedeeld in een Spaans gedeelte en een noordelijk deel dat tot de Republiek van de Verenigde Nederlanden ging behoren. Niet als volwaardig lid maar als Generaliteitsland dat rechtstreeks viel onder het bestuur van de Staten-Generaal in Den Haag. Het katholicisme werd verboden, al bleef de bevolking voor het overgrote deel katholiek. De kerken van Son en Breugel werden voor de katholieke eredienst gesloten, een protestantse voorganger nam het roer over en preekte dan in twee lege kerken voor zijn vrouw en kinderen en enkele allochtone notabelen, zoals de vorster, de schoolmeester en de stadhouder die in de Dommelstraat woonde in het huis dat nu huisnummer 12 heeft. Zij zagen toe op “paapse stoutigheden”. Maar bijna iedereen ging zijn traditionele gang en trok zich weinig aan van die paar nieuwe buitenstaanders, die soms openlijk of in het geniep werden tegengewerkt. De katholieken hielden hun godsdienstoefeningen op geheime plaatsen; later toen het regime iets soepeler werd konden ze onder voorwaarden en tegen betaling schuurkerken inrichten en gebruiken. Son had er twee: in de Dommelstraat en op de Heuvel; Breugel kreeg er één aan het eind van het Pieter Brueghelplein.
Vanaf 1602 tot 1620 werden er – net als in 1445 – grote stukken gemeenschappelijke grond verkocht ten behoeve van de Sonse kerk, ditmaal voor grootschalige restauratie.
In de 17e eeuw telde Son twee watermolens: één vlakbij de monding van de Groote Beek in de Dommel en één tussen Houtens en de dorpskom. Daarbij speelden de watermolens op Wolfswinkel en Hooidonk in de directe omgeving ook een belangrijke rol voor de lokale agrariërs.
Het hiervoor genoemde pand Dommelstraat 12 werd midden 17e eeuw gebouwd (Daarvóór stond er al sinds de 14e eeuw een belangrijk pand, genaamd ‘Dommelkaet’). Het oudste pand van Son zou door de eeuwen heen diverse gebruikers en bewoners gaan huisvesten: een gemeentesecretaris, notaris, Jan Bagelaar (kapitein op de Oost- Indië-vaart), een belastingkassier, een klompenmaker en een loodgieter. Zelfs puddingproductie vond er ooit zijn plek.
De pestepidemie die vanaf 1636 bijna anderhalf jaar lang in Son en vooral in Breugel genadeloos toesloeg, joeg veel inwoners weg, waarmee ook de textielnijverheid verdween. De massaal verlaten woningen – meestal van hout en leem en bedekt met stro – raakten snel in verval.
Met de aankoop in 1655 van totaal 50 hectare aan versnipperde gemeenschappelijke grond en 66 hectare in 1699 grepen de landbouwers de kansen aan om hun bedrijven flink uit te breiden.
Tijdens de oorlog tegen Frankrijk van 1672 tot 1678 werd Breugel genadeloos geteisterd en afgeperst, waarop de inwoners massaal wegtrokken en Breugel failliet verklaard werd. Dat resulteerde in openbare verkoping van alle onroerend goed. Pas in de loop van de volgende eeuw zouden de Breugelianen geleidelijk aan weer landerijen en boerderijen terug verwerven.
In 1673 plunderden en roofden de Fransen met grof geweld en brandstichting ook Son leeg, om in 1688 Breugel nog eens op te komen zoeken. De achtergebleven Breugelianen kochten die plundering af. Van de welvaart van de beide dorpen bleef weinig over. Achteraf beschouwd is het een wonder dat er nog mensen konden leven in het geplunderde boerenland, waar moord en doodslag, plundering en hongersnood hebben geleid tot forse krimp van de bevolking en tot grote armoede. Son en Breugel moesten steeds geld lenen. Lenen kostte in die tijd veel rente.
Tijdens de tweede oorlog met Frankrijk (1688-1697) werd Breugel overlopen door honderden Staatse troepen. Tegelijk werd de lokale bevolking alwéér door de Franse overheersers financieel uitgekleed.
Dommelstraat 12 te Son