2. Prehistorie

2. Prehistorie

Oude Steentijd (300.000 tot 8800 voor Chr.)

Het Brabantse landschap werd gevormd door dekzandruggen met zandverstuivingen, afgewisseld met beekdalen. De eerste mensen die hier hun sporen hebben nagelaten leefden laat in de Oude Steentijd, te weten de periode van rendierjagers in de nadagen van de laatste IJstijd. Ze hadden geen vaste woonplaats en hadden rond 12.000 voor Chr. o.a. een basiskamp dat in de ondergrond van het Sonse Kerkplein en omgeving ontdekt is aan de hand van stenen werktuigen (schrabbers en stekers om dierenhuiden te bewerken).

Midden-Steentijd (8800 – 5300 voor Chr.)

In de Midden-Steentijd kwam er een warmer klimaat, waardoor er in de streek veel moerassen ontstonden en daarmee andere vegetatie en andere fauna (kleinere dieren) om op te jagen en te vissen, met aldus ook andere jachtmethodes dan voorheen.

Nieuwe Steentijd (5300 – 2000 voor Chr.)

Tijdens de Nieuwe Steentijd kreeg de streek te maken met de komst van een nieuwe bevolkingsgroep, naast de reeds aanwezige jagers-verzamelaars. Deze nieuwe bewoners bedreven al lange tijd akkerbouw en veeteelt. Aan de paalsporen bij opgravingen te herkennen, waren de woningen langgerekt van vorm, opgetrokken van houten palen, wanden van leem en daken van stro of riet.

Overledenen werden in grafheuvels begraven.

Bronstijd (2000 – 800 voor Chr.)

De eerste grotere groep bewoners op Sons grondgebied dateert uit de bronstijd en bewoonde een groter gebied langs de Groote Beek en op de Hooidonkse Akkers. Een grotere kern teruggevonden gebouwen bevond zich op Ekkersrijt op de plek waar nu het grote verkeersknooppunt A50 / A58 ligt.

Aldaar werden sporen van een grote nederzetting opgegraven die minstens 24 boerderijen en ruim 80 bijgebouwen uit verschillende bouwperioden telde plus twee grafheuvels en een aantal crematiegraven. Zo’n omvangrijke woonplaats uit deze tijd is uniek voor de zuidelijke Nederlanden (België en Noord-Frankrijk inbegrepen). Nergens tot aan Noord-Frankrijk is tot nu toe zo’n bevolkingsdichtheid in de Bronstijd op een klein gebied aangetroffen als op het grondgebied van Son en Breugel.

In de Bronstijd ging men naast lijken begraven ook cremeren en de botresten in urnen begraven.

Op tenminste nog vijf andere locaties zijn bewoningssporen uit de Bronstijd gevonden.

Het centrum van Son wordt al sinds de late Bronstijd permanent bewoond.

IJzertijd (800 – 50 voor Chr.)

Gedurende de IJzertijd nam de bevolking sterk toe. Op talloze locaties op het Son en Breugelse grondgebied werden hier sporen van teruggevonden. Ten gevolge van de sterke toename van de bevolking was men genoodzaakt landbouw op minder goede ondergronden te gaan plegen. Aangezien de grond op deze locaties snel uitgeput raakte waren de bewoners van specifiek deze gronden genoodzaakt van tijd tot tijd te verhuizen.

Belangrijke opgravingen voor deze periode hebben plaatsgevonden op de Hooidonkse Akkers en Ekkersrijt (door WADNA). Op de Hooidonkse Akkers werden tussen 1967 en 1974 zowel jacht-afval (geweien en botten), als slachtafval van varkens, schapen en runderen gevonden. Tevens werd daar op grote schaal aardewerk geproduceerd, alsmede wol en linnen geweven. Weefgewichten en spinklosjes werden immers ook op Hooidonk gevonden. Met het aantreffen van diverse zaden is ook vast komen te staan dat er langdurig en op grote schaal vier soorten graan (gerst, spelt, pluimgierst en emmer), alsmede gewassen voor olieproductie (o.a. huttentut) en voor linnen (vlas) geteeld werden. Ook ijzeren gebruiksvoorwerpen werden hier geproduceerd met gewonnen ijzer uit ijzeroer uit de ondergrond. Vooral tussen 500 en 250 v. Chr. is dat gebied intensief bewoond geweest.

TERUG